Germaanse toen en nu
In haar - overigens zeer gewaardeerde - reeks over het hoger onderwijs bekijkt De Standaard het verschil tussen tien jaar geleden en nu. Ik ben zelf iets meer dan tien jaar geleden in Gent afgestudeerd en vond over Germaanse (weliswaar in Leuven en niet in Gent) het volgende:
Wie vandaag afstudeert als master in de taal- en letterkunde
- kon twee talen kiezen, ongeacht of het Germaanse, Romaanse of Klassieke talen zijn
- kreeg geen vakken zoals 'encyclopedie van de Germaanse talen'
- had een opleiding waar praktische taalvaardigheid belangrijk was
- moest in het derde jaar een 'bachelorpaper' maken, met eigen onderzoek
- kon gebruikmaken van elektronische bronnen
Wie tien jaar geleden afstudeerde als licentiaat in de Germaanse filologie
- moest twee Germaanse talen kiezen (Nederlands, Engels, Duits)
- had een vrij encyclopedische opleiding
- had relatief weinig praktische taalvakken
- moest pas in het laatste jaar een scriptie maken
- zat veel met zijn neus in de boeken
De redactie van De Standaard gaat hier wel héél kort door de bocht. Hoewel het voor sommige studenten een voordeel is dat geen twee Germaanse (of Romaanse) talen meer gecombineerd moeten worden, vind ik dit net een voordeel: je leert gaandeweg de samenhang tussen de verschillende Germaanse talen kennen en appreciëren. Daardoor leer je na verloop van tijd ook makkelijker een nieuwe (Germaanse) taal. Bij wijze van voorbeeld: voor mijn keuzevak Zweeds in de licenties heb ik – zowel op vlak van grammatica als op vlak van woordenschat – heel wat verbanden kunnen leggen met zowel Duits als Engels (mijn twee basistalen).
Dat de opleiding Germaanse tien jaar geleden “vrij encyclopedisch” was, klopt wellicht. Ik heb dat nooit als een nadeel ervaren. Integendeel, zelfs. Het heeft me toen en nu geholpen om vlug verbanden te kunnen leggen die anderen pas later leggen.
Praktische taalvaardigheid was tien jaar geleden wel degelijk belangrijk. Wellicht is het wel zo dat studenten vandaag meer begeleid worden in die taalvaardigheid en dat wij het soms een beetje on our own moesten doen. Dan nog waren de slaagcriteria voor Engels b.v. vrij streng: wie een onvoldoende taalbeheersing aan de dag legde, kwam er niet.
Het verschil tussen een bachelorpaper nu en een licentiaatsverhandeling vroeger is er wel degelijk. Trouwens, ook master-studenten moeten vandaag nog een scriptie maken. Het verschil met vroeger? Wij kregen voor alle mogelijke vakken de opdracht om een paper te schrijven, zonder dat dit in het curriculum werd opgenomen.
Dat studenten Germaanse van nu niet meer met hun neus in de boeken zouden zitten, hoop ik alvast niet. Het vele leeswerk was (en is) tegelijk één van de lasten en de lusten van de Germaanse. Mag ik er de heren en dames van De Standaard bovendien op wijzen dat wij (zelfs meer dan tien jaar geleden) wel degelijk elektronische bronnen gebruikten? Overigens: elektronische bronnen moet je ook als bronnen – en dus kritisch – raadplegen. En laat dat nu net één van de grootste problemen zijn waarmee hedendaagse studenten al te vaak worden geconfronteerd.
Wie vandaag afstudeert als master in de taal- en letterkunde
- kon twee talen kiezen, ongeacht of het Germaanse, Romaanse of Klassieke talen zijn
- kreeg geen vakken zoals 'encyclopedie van de Germaanse talen'
- had een opleiding waar praktische taalvaardigheid belangrijk was
- moest in het derde jaar een 'bachelorpaper' maken, met eigen onderzoek
- kon gebruikmaken van elektronische bronnen
Wie tien jaar geleden afstudeerde als licentiaat in de Germaanse filologie
- moest twee Germaanse talen kiezen (Nederlands, Engels, Duits)
- had een vrij encyclopedische opleiding
- had relatief weinig praktische taalvakken
- moest pas in het laatste jaar een scriptie maken
- zat veel met zijn neus in de boeken
De redactie van De Standaard gaat hier wel héél kort door de bocht. Hoewel het voor sommige studenten een voordeel is dat geen twee Germaanse (of Romaanse) talen meer gecombineerd moeten worden, vind ik dit net een voordeel: je leert gaandeweg de samenhang tussen de verschillende Germaanse talen kennen en appreciëren. Daardoor leer je na verloop van tijd ook makkelijker een nieuwe (Germaanse) taal. Bij wijze van voorbeeld: voor mijn keuzevak Zweeds in de licenties heb ik – zowel op vlak van grammatica als op vlak van woordenschat – heel wat verbanden kunnen leggen met zowel Duits als Engels (mijn twee basistalen).
Dat de opleiding Germaanse tien jaar geleden “vrij encyclopedisch” was, klopt wellicht. Ik heb dat nooit als een nadeel ervaren. Integendeel, zelfs. Het heeft me toen en nu geholpen om vlug verbanden te kunnen leggen die anderen pas later leggen.
Praktische taalvaardigheid was tien jaar geleden wel degelijk belangrijk. Wellicht is het wel zo dat studenten vandaag meer begeleid worden in die taalvaardigheid en dat wij het soms een beetje on our own moesten doen. Dan nog waren de slaagcriteria voor Engels b.v. vrij streng: wie een onvoldoende taalbeheersing aan de dag legde, kwam er niet.
Het verschil tussen een bachelorpaper nu en een licentiaatsverhandeling vroeger is er wel degelijk. Trouwens, ook master-studenten moeten vandaag nog een scriptie maken. Het verschil met vroeger? Wij kregen voor alle mogelijke vakken de opdracht om een paper te schrijven, zonder dat dit in het curriculum werd opgenomen.
Dat studenten Germaanse van nu niet meer met hun neus in de boeken zouden zitten, hoop ik alvast niet. Het vele leeswerk was (en is) tegelijk één van de lasten en de lusten van de Germaanse. Mag ik er de heren en dames van De Standaard bovendien op wijzen dat wij (zelfs meer dan tien jaar geleden) wel degelijk elektronische bronnen gebruikten? Overigens: elektronische bronnen moet je ook als bronnen – en dus kritisch – raadplegen. En laat dat nu net één van de grootste problemen zijn waarmee hedendaagse studenten al te vaak worden geconfronteerd.
Labels: De Standaard, Germaanse, hoger onderwijs
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home