27.3.08

A more perfect union

Zonder twijfel is Barack Obama een uitstekend redenaar. Een goeie week geleden hield hij in Philadelphia deze indrukwekkende rede. Bij tijd en wijlen doet hij denken aan M.L. King. Maar dan de modernere versie. En op het einde - voor wie zo ver geraakt - trekt hij nog eens alle registers open. Als de Amerikaanse presidentsverkiezingen gewonnen werden door de beste redenaar, dan is de winnaar nu al bekend.

20.3.08

RE: Kennisafname: van kwaad naar erger

Beste Marc,

Eigenlijk had ik lang geleden al besloten dat ik niet (meer) zou meedoen aan de ongoing discussie over kennisafname wegens geen zin in tijdverlies.

Maar jouw blog van deze week op Lerarenblogs.be verplicht me om in de (virtuele) pen te kruipen. Hoewel je het voorbije jaar al in diverse media je punt hebt kunnen scoren, hamer je voor de zoveelste keer op het kennisverlies bij leerlingen. Ditmaal zijn de basisvaardigheden ICT aan de beurt. Via een schimmige berekening probeer je duidelijk te maken dat een spectaculaire meerderheid van leerlingen niks kent van Word, Excel of PowerPoint.

Je “onderzoek” vertoont methodologisch nochtans zeer grote gaten. Mij is helemaal niet duidelijk wat precies gemeten werd en hoe dat dan wel gevraagd werd. Op geen enkele manier wordt bovendien de link gelegd met de eindtermen ICT in het middelbaar onderwijs. Gelukkig geef je in zijn stukje zelf al aan hoe we de resultaten van je onderzoek moeten interpreteren: “Uiteraard rijst (…) de vraag in hoeverre deze resultaten representatief zijn.”

En je volgende paragraaf luidt als volgt:

De onderstaande cijfergegevens zijn gebaseerd op de gegevens van 598 studenten die afkomstig zijn uit verschillende scholen (en dus een representatieve staalkaart zijn). Ze bewijzen dat de basisvaardigheden ICT bij de meeste leerlingen helemaal niet bereikt zijn bij het verlaten van het secundair onderwijs.

Ik wil daar – als prille onderzoeker en als gedreven leerkracht – twee kritische kanttekeningen bij maken:

1. Of die 598 studenten een representatieve staalkaart zijn, hangt niet enkel af van “de macht van het getal”. Als wiskundige zou je moeten weten dat getallen niet altijd alles zeggen. De volgende vragen zijn minstens even belangrijk (in random order en niet-exhaustief): Over welke scholen gaat het hier? Hoe zijn die scholen regionaal verdeeld? Hoe zit het met de aantallen uit ASO-TSO-BSO? Wat is hun voortraject? Welke studierichtingen zijn (niet) vertegenwoordigd? Hoe zit het met de verdeling meisjes/jongens? En wat met het onderscheid allochtonen/autochtonen? En uiteraard moet er naast het (kwantitatieve) cijferwerk ook plaats zijn voor kwalitatief onderzoek: de vele verhalen met allerlei stakeholders vertellen net het omgekeerde van wat jij hier in je blog probeert te vertellen. Perceptie, heet zoiets. Ik ben de eerste om er mijn studenten op te wijzen dat perceptie niet altijd met de waarheid hoeft te stroken, maar toch. Wanneer de resultaten van kwantitatief en kwalitatief onderzoek zo ver uit elkaar staan, moet je je als onderzoeker vragen stellen bij de methodologie, de vraagstelling, het hele onderzoeksresultaat.
2. Of die cijfers derhalve bewijzen dat de basisvaardigheden ICT niet bereikt zouden zijn, weet ik niet zo goed. Ik zou als gedreven leerkracht (die je ongetwijfeld ook bent) eerder mijn twijfels hebben bij dergelijke stalinistische scores. Ik zou met slaagcijfers uit ons eerste jaar bedrijfsmanagement ook het omgekeerde kunnen bewijzen van wat jij hier neerschrijft. Maar daar schieten we niets mee op.

Beste Marc, veel liever dan een nietszeggende tabel zou ik graag hebben dat je vanaf nu – met jouw visie – meedenkt over de toekomstige rol die we weggelegd zien voor het onderwijs. Hoe kunnen we onze leerlingen/studenten opleiden om op een volwassen manier om te gaan met de almaar complexere uitdagingen in onze maatschappij?

Tot slot nog dit: elk jaar opnieuw sturen we onze laatstejaarsstudenten gedurende één semester op stage. Dat doen we niet zomaar. Dat gebeurt na een grondige opleiding van 2,5 jaar. Bij de stagebezoeken valt het ons steeds weer op dat verschillende mentoren onze studenten loven en prijzen omwille van hun goeie en doorgedreven ICT-kennis en -vaardigheden. Nu zijn we er wel van overtuigd dat we onze studenten heel goed opleiden, maar om hen in drie jaar tijd van nietsnutten op te leiden tot computerspecialisten? We zijn goed, maar zo goed?

Met collegiale bloggersgroet,

Geert

Labels: , ,

19.3.08

Claus

Als student moest ik Hugo Claus niet erg. Zijn arrogante hooghartigheid en aangeboren rebelsheid without a cause waren mij als tiener en jonge twintiger een doorn in het oog. Pas de laatste tien jaar heb ik begrepen dat het slechts een masker is, waarachter een onzekere man schuilgaat, die maar niet kan omgaan met het ouder worden. In een laatste krampachtige reflex om toch maar de schijn van (zelf)controle op te houden, heeft hij dan maar zelf beslist dat men er een einde mocht aan maken.

Je zult me niet horen zeggen dat Claus geen goeie schrijver was. Maar op zijn minst moet je alles toch een beetje in zijn context plaatsen. Claus heeft vooral heel veel geschreven. Voor iemand met zijn talent zou het dan al flink moeten mislopen, mochten daar geen mooie boeken uit voortkomen. Ik heb dan ook bewondering voor zijn scheppingsdrang en vooral – laten we dat toch niet vergeten – voor de autodidact die hij was.

Hoewel hij zichzelf in de eerste plaats als dichter zag, heeft hij mij met zijn poëzie nauwelijks weten te raken. Zijn Oostakkerse Gedichten vormen de eenzame uitzondering. Zijn andere bundels zijn te gekunsteld, te ver gezocht, te moeilijk. Niet dat ik niet hou van hermetische dichters: Europese grootheden als Paul Celan en Seamus Heaney hebben in mij een welwillende en bereidwillig lezer en luisteraar. En dichter bij huis weet ik mensen als Leonard Nolens of Geert Van Istendael ook wel te waarderen. Niemand heeft mij als dichter echter meer weten te raken dan de veel te vroeg gestorven Herman de Coninck. Buiten categorie.

Van zijn toneelwerk blijven naast de schandaalverhalen enkel Suiker en Een bruid in de morgen bij. De rest is herhaling om het establishment, dat hem overigens al zeer vroeg omarmde, te plezieren.

De romancier Claus heeft – wat men ook moge beweren – internationaal in de verste verte niet de uitstraling van andere notoire vertellers als Thomas Mann of Gabriel Garcia Marquez, twee schrijver die – meer dan verdiend – elk een Nobelprijs mochten ontvangen. Voor mij is niet het quasi onleesbare Verdriet van België, maar zijn wel Belladonna en De Geruchten Claus’ beste romans. Maar ik heb ook betere romans dan dat gelezen, van andere auteurs.

Claus heeft in zijn literatuur geprobeerd om het Vlaams te verheffen tot literaire taal. Wellicht is hij daar niet helemaal in geslaagd, maar hij heeft wel – als enfant terrible van het establishment – het pad geëffend voor anderen om dat wel te doen: Tom Lanoye heeft met zijn Goddelijke trilogie zijn meester in taalvirtuositeit ruimschoots overtroffen.

Het valt moeilijk om enfant terrible te blijven, als je alle (Nederlandstalige) literaire prijzen gewonnen hebt. Dat ondervond ook Claus naarmate hij ouder werd. Hij werd meer en meer een publieke figuur, die te pas en te onpas werd opgevoerd in allerlei media. En de oppergaai – de Nobelprijs voor de Literatuur – werd hem nooit toegekend. Erg is dat niet. Er zijn andere, grotere, betere, schrijvers die de Nobelprijs nooit kregen, maar hem wel verdienden. En als je het dan toch hebt over enfant terrible: qua deugnietachtig enfant terrible zijn heeft de giftige en soms bittere Claus nooit kunnen tippen aan Astrid Lindgren.

Labels: , ,

18.3.08

Duits in de Knesset

Voor menig Israëliër is een Duitstalige toespraak voor de Knesset nog erger dan pakweg een Vlaamse gemeenteraad in het Frans houden. En toch heeft de huidige Bundeskanzlerin, Angela Merkel, vandaag het ondenkbare gedaan: als eerste naoorlogse Duitse regeringsleider een toespraak houden voor het Israëlische parlement. In het Duits.

Nochtans was het niet de eerste keer dat de taal van Goethe bij de volksvertegenwoordiging van de Joodse staat klonk. Reeds in 2000 had toenmalig Duits president Johannes Rau de Knesset toegesproken. Vijf jaar later deed zijn opvolger Horst Köhler dat nog eens dunnetjes over. Toegegeven: een president heeft in Duitsland enkel een protocolaire functie, dus werd aan de toespraak van Merkel uiteraard (veel) meer belang gehecht.

Overigens toonde Merkel zich zeer gevoelig voor de kritiek door haar toespraak te starten (en ook af te sluiten) in het Hebreeuws. Van een captatio benevolentiae gesproken...

Labels: , ,

17.3.08

Germaanse toen en nu

In haar - overigens zeer gewaardeerde - reeks over het hoger onderwijs bekijkt De Standaard het verschil tussen tien jaar geleden en nu. Ik ben zelf iets meer dan tien jaar geleden in Gent afgestudeerd en vond over Germaanse (weliswaar in Leuven en niet in Gent) het volgende:

Wie vandaag afstudeert als master in de taal- en letterkunde
- kon twee talen kiezen, ongeacht of het Germaanse, Romaanse of Klassieke talen zijn
- kreeg geen vakken zoals 'encyclopedie van de Germaanse talen'
- had een opleiding waar praktische taalvaardigheid belangrijk was
- moest in het derde jaar een 'bachelorpaper' maken, met eigen onderzoek
- kon gebruikmaken van elektronische bronnen

Wie tien jaar geleden afstudeerde als licentiaat in de Germaanse filologie
- moest twee Germaanse talen kiezen (Nederlands, Engels, Duits)
- had een vrij encyclopedische opleiding
- had relatief weinig praktische taalvakken
- moest pas in het laatste jaar een scriptie maken
- zat veel met zijn neus in de boeken

De redactie van De Standaard gaat hier wel héél kort door de bocht. Hoewel het voor sommige studenten een voordeel is dat geen twee Germaanse (of Romaanse) talen meer gecombineerd moeten worden, vind ik dit net een voordeel: je leert gaandeweg de samenhang tussen de verschillende Germaanse talen kennen en appreciëren. Daardoor leer je na verloop van tijd ook makkelijker een nieuwe (Germaanse) taal. Bij wijze van voorbeeld: voor mijn keuzevak Zweeds in de licenties heb ik – zowel op vlak van grammatica als op vlak van woordenschat – heel wat verbanden kunnen leggen met zowel Duits als Engels (mijn twee basistalen).

Dat de opleiding Germaanse tien jaar geleden “vrij encyclopedisch” was, klopt wellicht. Ik heb dat nooit als een nadeel ervaren. Integendeel, zelfs. Het heeft me toen en nu geholpen om vlug verbanden te kunnen leggen die anderen pas later leggen.

Praktische taalvaardigheid was tien jaar geleden wel degelijk belangrijk. Wellicht is het wel zo dat studenten vandaag meer begeleid worden in die taalvaardigheid en dat wij het soms een beetje on our own moesten doen. Dan nog waren de slaagcriteria voor Engels b.v. vrij streng: wie een onvoldoende taalbeheersing aan de dag legde, kwam er niet.

Het verschil tussen een bachelorpaper nu en een licentiaatsverhandeling vroeger is er wel degelijk. Trouwens, ook master-studenten moeten vandaag nog een scriptie maken. Het verschil met vroeger? Wij kregen voor alle mogelijke vakken de opdracht om een paper te schrijven, zonder dat dit in het curriculum werd opgenomen.

Dat studenten Germaanse van nu niet meer met hun neus in de boeken zouden zitten, hoop ik alvast niet. Het vele leeswerk was (en is) tegelijk één van de lasten en de lusten van de Germaanse. Mag ik er de heren en dames van De Standaard bovendien op wijzen dat wij (zelfs meer dan tien jaar geleden) wel degelijk elektronische bronnen gebruikten? Overigens: elektronische bronnen moet je ook als bronnen – en dus kritisch – raadplegen. En laat dat nu net één van de grootste problemen zijn waarmee hedendaagse studenten al te vaak worden geconfronteerd.

Labels: , ,

7.3.08

Als dan

Mooier dan, groter dan, sterker dan. Even lelijk als, even klein als, even zwak als. Het gebruik van "als" en "dan" kan voor Nederlandstaligen soms verwarrend zijn. Zeker bij een comparatief (vergelijkende trap - dus woorden als mooier, groter, sterker) wordt nogal eens teruggegrepen naar het dialectische "als". In de spreektaal valt dat tegenwoordig nog nauwelijks op. Het is zelfs schering en inslag geworden om "groter als" e.d. tijdens een televisie-interview te horen.

Anders wordt het natuurlijk als je het geschreven ziet staan in een kwaliteitskrant. Zo konden we in De Standaard van gisteren lezen:

Lager als een vloermat gaat het eigenlijk niet, klagen de onderzoekers: Denemarken is de voetveeg van het grotere buurland geworden.

Het artikel in kwestie ging overigens over de naamgeving door de Zweedse meubelwarenhuisketen Ikea. Maar dat is wellicht stof voor een ander blogje.

Labels: , ,

3.3.08

Boek: Martyn Big (Kevin Brooks)

Net zoals inspecteur De Cock (met C-O-C-K) moet ook het gelijknamige vijftienjarig hoofdpersonage uit Kevin Brooks' eerste roman zichzelf al spellend voorstellen: "Martyn Big. Martyn met een Y en Big met een I en één G."

De situatie van de puber is pijnlijk: moeder is weg en vader drinkt de pannen van het dak. Bij een banale ruzie duwt Martyn zijn vader en die valt ongelukkig. Hij is op slag dood. Wat volgt, is het hallucinante relaas van een zoekende en twijfelende tiener, die door dit ongeval zowaar op het slechte pad dreigt te geraken.

Kevin Brooks, de auteur van al dit fraais, is een relatief nieuwe naam aan het Engelse literaire firmament. Doordat ook hij maar moeilijk zijn manuscript kon slijten bij een uitgever, wordt hij soms wel eens vergeleken met J.K. Rowling. Verder dan dat reikt die vergelijking echter niet, want in niets lijkt de rauwe werkelijkheid uit Martyn Big op het - bij tijd en wijlen weliswaar donkere, maar toch - sprookjesachtige levensverhaal van Harry Potter.

Maar die rauwe realiteit weet Brooks op een geraffineerde manier te mengen met een soort van humor waarop alleen Britten een patent hebben: vooral de stukjes waarin Martyn Big zijn eigen leven mengt met dat van de grote detective-romans, heeft een zeer groot tongue-in-cheek wit-gehalte. Al bij al is Martyn Big een geslaagd tijdsdocument, al weet ik niet of het de tand des tijds zal overleven.

Kevin Brooks, Martyn Big (Eng: Martyn Pig), The Chicken House, 2002.

Labels: , , ,